HOME-PAGE

ZWEMBAD

THUIS

STRAND

VERDRINKING

AUTO TE WATER

LINKS

MEDIA BERICHTEN

 

29 juli 2004:                                                            Pas op voor muien!
SAMENVATTING Reddingsbrigades hebben het er weer druk mee. Overal langs het strand worden borden geplaatst die waarschuwen voor het onzichtbare gevaar in het zoute water. Wie in een mui terechtkomt kan in een mum van tijd tientallen meters de zee in drijven.
AUTEUR Carl Koppeschaar
VERSCHENEN IN Kennislink (ism Carl Koppeschaar)
TAAL Nederlands

PUBLICATIE DATUM 29 juli 2004

Reddingsbrigades hebben het er weer druk mee. Overal langs het strand worden borden geplaatst die waarschuwen voor het onzichtbare gevaar in het zoute water. Wie in een mui terechtkomt kan in een mum van tijd tientallen meters de zee in drijven.

Muien ontstaan als bij en het waterpeil daalt en het zakkende water een weg naar open zee zoekt tussen twee hoger gelegen zandbanken. Hierdoor ontstaan diepe geulen die haaks op de kust staan en waar het water een hoge stroomsnelheid heeft. Een niet ervaren zwemmer wordt vaak door de diepte en/of de kracht van de stroming verrast. De stroming is te krachtig om tegenin te zwemmen. Wie dat toch probeert loopt grote kans vermoeid te raken en te verdrinken.

 
Een groot deel van de Noordzeekust is opgebouwd uit zandbanken. De ruimten tussen de zandbanken evenwijdig aan de kust worden zwinnen genoemd. De ruimten tussen de banken loodrecht op de kust zijn muien. Vooral bij afgaand water of bij hoge golfslag kunnen deze muien levensgevaarlijke situaties opleveren. Het water dat uit de zwinnen wil zal via de muien (de diepste plaatsen) wegstromen. Hierdoor ontstaat een sterke stroming de zee in.

Als je vastzit in een muistroom: zwem met de stroom mee totdat deze minder wordt. Zwem schuin weg en ga over de zandbanken terug naar de kant.
   
Tegen deze stroming inzwemmen is onmogelijk. Zwem met de stroom mee totdat deze minder wordt. Zwem schuin weg en ga over de zandbanken terug naar de kant. Zandbanken zijn gemakkelijk te herkennen. Als een golf breekt op een hoger gelegen zandbank ontstaat een witte schuimmassa. Doordat het bij de muien dieper is zullen de golven daar niet breken. Er zal dus ook geen schuimmassa ontstaan.

Muien kunnen niet alleen gevaarlijk zijn voor zwemmers en pootjebaders, maar ook voor surfers wiens lease gebroken is en die moeten terug zwemmen. Ook zij moeten met de stroming mee zwemmen totdat ze voelen dat die minder wordt. Daarna schuin wegzwemmen en veilig via de zandbanken terug.

Muien kunnen ontstaan door de natuurlijke getijdenstroming maar ook door een veranderd stromingspatroon, bijvoorbeeld als gevolg van de aanleg van strekdammen. De stroming die langs een strekdam ontstaat is ook vaak te krachtig om tegenin te zwemmen. Reddingsbrigades zijn vaak in de weer om badgasten te redden die in de stroming van muien langs strekdammen terecht zijn gekomen.

Toch in een mui? Wat je ook doet, raak nooit in paniek! Maak andere badgasten zo snel mogelijk duidelijk dat je hulp nodig hebt. Wie op het strand ziet dat iemand hulp nodig heeft, springt ook niet zelf in de gevaarlijke zeestroming, maar zoekt zo snel mogelijk contact met de ervaren strandwachten. Zodra er zout water in je longen stroomt, is namelijk het uit met de pret…

Veelal markeren reddingsbrigades gevaarlijke muien al met waarschuwingsborden en vlaggen. Rode vlag: Verboden te zwemmen
Gele vlag: Gevaarlijk zwemmen (ongeoefende zeezwemmers wordt zwemmen ontraden)

De zee is altijd gevaarlijk, maar in de maand augustus extra gevaarlijk! Dit komt door de stand van de zon en maan waardoor de stroming nog versterkt wordt. Ook bij aflandige wind, die het water naar zee doen stromen, zal in muien een extra sterke stroming ontstaan. De stroming kan dan wel oplopen tot 7 kilometer per uur. Ter vergelijking: een goed zwemmer haalt slechts 2 tot 3 kilometer per uur.

 

Ook oppassen voor diepe zwinnen


Op de meeste plaatsen voor onze kust liggen zandbanken, dat wil zeggen verhogingen in zee van zand of klei. De diepten tussen deze zandbanken lopen evenwijdig aan de kust en heten zwinnen. Het eerste zwin ligt tussen het strand en de eerste bank. De banken vormen geen aaneengesloten geheel, maar worden voortdurend onderbroken. Door de op- en neergaande beweging van het water en door de wind ontstaan zwakke plekken in de bankenrijen, waardoor het water gemakkelijker zijn weg kan vinden en waar op den duur een geul zal worden gevormd. Die geulen heten muien.

 

Afgaand water wordt door de zwinnen, muien en over de banken afgevoerd. Bij laag water (eb) komt de eerste bank meestal droog te liggen. Komen de banken droog te staan, dan kan het water alleen via de zwinnen en de muien weglopen. In die muien zal een sterke stroom ontstaan. De mui-stroom eindigt ver buiten het bankengebied. Het uitlopende water van de zwinnen naar de mui schuurt de bank aan de landzijde af. Terwijl het verloop van de bank aan de zeezijde glooiend is, vinden we aan de landzijde vaak vrij steile kanten. Als de wind evenwijdig aan de kust staat worden de zwinnen uitgeschuurd. Het gevolg is: hoge banken aan de landzijde en diepe zwinnen. Ook dit is een gevaarlijke situatie voor baders. Wie nietsvermoedend naar het strand terug loopt stapt onverwachts van de bank in het diepe zwin, met alle gevolgen van dien.

Bij winden schuin op de kust, wordt de kop van de bank aan de windzijde afgeschuurd en wordt de bank aan de andere kant weer opgebouwd. Daardoor verabdert de ligging van de mui. De muien liggen dan schuin op de kust, kunnen breder worden en krijgen een grilliger verloop. Bij sterk opkomend water, wanneer de banken nog vrij liggen, kan ook grote trek in de muien ontstaan. Muien en zwinnen kunnen dus voortdurend van plaats en diepte veranderen.

Een andere gevaarlijke situatie in het zandbankengebied vormen de zogenaamde gaten in de zee, de ‘zwinkuilen’ of ‘noordewindse gaten’. Deze worden veroorzaakt door wervelingen in het water bij krachtige, op de kust staande winden. Hierdoor ontstaan kuilen in de bodem met diepten die variëren van enige decimeters tot een meter of meer. Daardoor kan een bader plotseling aanzienlijk dieper in het water komen te staan.

 

Zwemmen in buurt van strekdammen levensgevaarlijk!


Strekdammen of golfbrekers bevinden zich van Hoek van Holland tot Wassenaar (Delflandse hoofden) en van Bergen tot halverwege Texel. Ze zijn aangelegd ter bescherming van onze kust. De brekers zijn sigaarvormige dammen. Ze zijn opgebouwd uit basaltblokken en langs de breker liggen grote brokken steen. Het zeewater zorgt dat er een algenbegroeiing op komt en een aanhechting van schelpdieren. Voor baders en zwemmers is het uitermate gevaarlijk om in de nabijheid van golfbrekers in zee te vertoeven. Doordat de golfbrekers op 200 tot 500 meter van elkaar liggen, is er nog een groot zwemgebied beschikbaar voor recreanten. Op de brekers staan waarschuwingsborden die op de gevaren wijzen.

Golfbrekers hebben grote invloed op de stroming ter plaatse. Hierdoor ontstaan soms geheel afwijkende, nieuwe stromingen. Door onbekendheid en door het sterk wisselende karakter van deze stromingen leveren zij grote gevaren op voor baders en zwemmers. Loopt een stroom (vloed- of windstroom) langs een golfbreker, dan zal door de snelheid van die stroom een aanzuiging van water ontstaan. Door deze aanzuiging wordt water vanaf het strand richting zee weggetrokken. De stroom die nu ontstaat heet een muistroom of een ‘opper’. Aan de andere zijde van de strekdam wordt ook water aangezogen. Om dit tekort aan te vullen, zal er water worden aangevoerd, waardoor een stroming ontstaat die tegenovergesteld is aan de normale stroomrichting. Dit heet de keer- of neerstroom (ook wel 'de neer' genoemd).

Bij zuidwestenwind botst een deel van het langsstromende water tegen de golfbreker. Via de mui buigt dit gedeelte zich naar de kop van de golfbreker in zee toe. Op de kop raakt deze stroom het andere gedeelte, dat rechtdoor kon blijven stromen. Samen gaan de vloed- en windstroom verder in de richting van de volgende breker. Is de windstroom tegengesteld aan de getijstroom dan zal de stroming rond de golfbreker ook minder zijn dan in het geval dat wind en getij samenwerken. Een zelfde situatie kan ontstaan bij noordenwind en ebstroom, maar dan aan de andere zijde van de breker. Het beeld kan dus van uur tot uur veranderen.

 

Wat zijn muien en zwinnen?

Aan de Noordzeekust hebben we te maken met hoog- en laagwater.
Dit wordt ook wel de getijdencyclus genoemd.
Deze cyclus ontstaat door de stand van de zon en de maan.
De tijdstippen van hoog (vloed) en laagwater ( eb) zijn altijd verschillend.
Dit komt doordat de stand van zon en maan altijd verschillend zijn.
De duur van een getijdencyclus door invloed van zon en maan is circa 24 uur 50 minuten, de duur van een getijdencyclus door invloed van de zon is 24 uur en is veel minder sterk dan die van de maan.

Aan de Nederlandse kust is het 2 maal per dag Hoogwater en Laagwater, de duur van een getijbeweging is dus circa 12 uur en 25 minuten.

 

Situatie, zoals deze voor kan komen, tussen twee strekdammen in.

Het zeewater komt bij vloed over de zandbanken richting het strand.
Het zal echter bij eb ook terug moeten en dat doet het zeewater via een mui.
Een mui is een soort gat tussen twee zandbanken in.
De diepten tussen de zandbanken in, parallel aan de zeekust noemen we zwinnen.
 

 

Het water uit de zwinnen zal richting mui stromen en weer afgevoerd worden richting zee.
Als je dus in een zwin richting een zandbank loopt zul je naar de linker of rechterkant van de zandbank getrokken worden.
Vanaf Schoorl aan Zee (de Kerf) tot en met Den Helder liggen er strekdammen in zee.

In de meeste gevallen (op een enkele uitzondering na) zit er naast zo’n strekdam een mui.

Als je in de buurt komt van een mui moet je oppassen.
Het kan namelijk gebeuren dat je door de stroming wordt mee getrokken richting open zee.
Mocht dit gebeuren, dan is het de kunst om niet in paniek te raken en je met de stroming mee te laten drijven, de zee in.
Op een gegeven moment voel je dat de stroming minder wordt en kun je van de mui afzwemmen. Vervolgens zwem je met de golven mee de zandbank op, let er wel op dat je bij het teruglopen naar het strand van de zandbank weer in een zwin stapt!

Wat zijn muien ?

Aan de Noordzeekust hebben we te maken met hoog- en laagwater.
Dit wordt ook wel de getijdencyclus genoemd.
Deze cyclus ontstaat door de stand van de zon en de maan.
De tijdstippen van hoog (vloed) en laagwater ( eb) zijn altijd verschillend.
Dit komt doordat de stand van zon en maan altijd verschillend zijn.
De duur van een getijdencyclus door invloed van zon en maan is circa 24 uur 50 minuten, de duur van een getijdencyclus door invloed van de zon is 24 uur en is veel minder sterk dan die van de maan.
Aan de Nederlandse kust is het 2 maal per dag Hoogwater en Laagwater, de duur van een getijbeweging is dus circa 12 uur en 25 minuten.
Het zeewater komt bij vloed over de zandbanken richting het strand.
Het zal echter bij eb ook terug moeten en dat doet het zeewater via een mui.
Een mui is een soort gat tussen twee zandbanken in.
De diepten tussen de zandbanken in, parallel aan de zeekust noemen we zwinnen.
Het water uit de zwinnen zal richting mui stromen en weer afgevoerd worden richting zee.
Als je dus in een zwin richting een zandbank loopt zul je naar de linker of rechterkant van de zandbank getrokken worden.
Als je in de buurt komt van een mui moet je oppassen.
Het kan namelijk gebeuren dat je nu mee getrokken wordt door de stroming richting open zee.
Mocht dit gebeuren is het de kunst om niet in paniek te raken en je met de stroming mee te laten drijven richting zee.
Op een gegeven moment voel je dat de stroming minder wordt en kun je van de mui afzwemmen.
De reddingsbrigade maakt bij reddingen van drenkelingen uit een mui meestal gebruik van één van de oudste reddingsmethode die er is: de redlijn. Dit is gelijk ook het meeste effectieve reddingsmiddel in een mui.
Het is voor een boot meestal moeilijk manoeuvreren door de wilde branding en drenkelingen.
De redlijn is een kastje met daarin 250 meter lijn.
De reddingslijn wordt bij calamiteiten uitgezwommen door leden van de reddingsbrigade.
Een zogenaamde voorzwemmer gaat als eerste het water in om contact te maken met de drenkeling en acht dan de komst van de lijn af. De overige leden worden gelijkmatig over de lijn verspreidt.
Met behulp van seinen weten de zwemmers wart er voor aan de lijn allemaal gebeurd.
Deze seinen worden doorgegeven tot aan het strand, zodat men weet wanneer de lijn binnengehaald kan worden.